Appetizer 3:

 

 

       Doordrukkertjes

                                                      Tiberius Black

     

 

 

           

 

 

 

 

 

 

Oog om oog

Vandaag las ik in de krant een stuk dat een ambtenaar Veiligheid en Justitie geschorst is na een tweet over ISIS. Ze gaf aan dat ISIS (Islamitische Staat) niets met de Islam te maken had en meer een plan leek van de Zionisten (Joodse ideologie) om de Islam zwart te maken. Met haar tweet bedoelde ze feitelijk dat het niet in de Koran staat dat je mensen mag vermoorden, verkrachten en op een berg in ‘the middle of nowhere’ drijven om daarna te laten omkomen van honger en dorst. Dat dat niets met de Islam te maken heeft. Maar omdat ze in haar stelling opmerkte dat deze praktijken eerder van de Joden zouden kunnen afkomen om haat en verderf te zaaien, kreeg ze meteen de wereld over zich heen.

Langzamerhand wordt dit toch te gek! Blijkbaar is de vrijheid van meningsuiting in dit land alleen maar mogelijk als je het woord Moslim of Jood niet gebruikt. Het lijkt erop dat de Joden al heilig zijn verklaard en nooit iets fouts kunnen doen. Iets van ‘het uitverkoren volk’ en ‘ze hebben al zo geleden in de Tweede Wereldoorlog’ en de Moslims zijn per definitie allemaal ‘slecht’. Het is bizar dat je op een privé-account niet meer vrij bent om je mening te geven. Het is nog erger als dat een aanleiding is om door je werkgever op non-actief te worden gezet. Daarmee heeft mijns inziens de werkgever, in dit geval de Nederlandse Staat, een overtreding begaan. De staat respecteert namelijk nu zelf de grondwet niet. De vrijheid van meningsuiting vind ik ongeveer het hoogste goed dat wij in Nederland nog hebben. Bovenstaande tweet vind ik niet beledigend. Er is immers geen persoon genoemd (dat is laster of smaad), maar een beeldvorming weergegeven hoe een persoon over een bevolkingsgroep denkt. Dat is een persoonlijke mening. Dat anderen zich hieraan storen, geeft mij een indruk dat er een grond van waarheid in zit. Waarom zou je je er anders aan storen? Als iets over mij gezegd wordt waarvan ik weet dat het onzin is, ga ik er niet op in. Dat wakkert alleen maar een zinloze discussie aan. Eigenlijk ben ik er trots op dat er hier in Nederland nog iemand is die zijn mening durft te geven. Tegenwoordig moet je elk woord op een gouden schaaltje wegen. Er is altijd wel iemand beledigd. Ik word er ziek van.

Palestina en Israël. Waarin twee groeperingen tegenover elkaar staan die iedere gelegenheid aangrijpen om elkaar af te gaan schieten. Misschien voor mij makkelijk praten en zou ik wellicht heel anders denken als mijn zoon in brand is gestoken. Natuurlijk wil ik dan in een golf van verstandsverbijstering ook bloed zien! Maar dat is persoonlijk. Een regering mag zich niet door zo’n voorval laten leiden en meteen dit als argument aangrijpen om een tegenaanval in te zetten. Meer dan duizend slachtoffers aan de Palestijnse kant, waaronder vele onschuldige mannen, vrouwen en kinderen…. Dit roept weer op om vergelding aan de Palestijnse kant!

Dit moet nu eens voorgoed stoppen! Aangezien deze landen niet naast elkaar in vrede kunnen leven en vredesbesprekingen nu al langer duren dan ik zo langzamerhand leef, heb ik een andere oplossing: de Verenigde Naties moeten een eenheid samenstellen die met de modernste wapens zijn uitgerust. De eenheid krijgt de mogelijkheid om een misdrijf gedaan door de Palestijnen of de Israëli te vergelden. Worden in Gaza honderd mensen vermoord door de Israëli, dan mag deze eenheid honderd mensen vermoorden van de Israëli. Omgekeerd, indien de Palestijnen een aanslag plegen op de Israëli waarbij honderd mensen om het leven komen, dan zal deze eenheid zonder mededogen gerechtigd zijn om honderd(willekeurige) Palestijnen te doden!

Op deze manier is er geen ongelijke strijd en krijgen beide partijen door een derde partij, de VN, op hun donder'. Noem het maar een Salomonsoordeel. Beide partijen, Palestijnen en Israëli, kunnen geen van beiden meer een aanslag op de ander beramen omdat ze weten dat deze derde partij met gelijke munt zal terugslaan bij de veroorzaker! Oog om oog, tand om tand. Alleen is deze niet meer veroorzaakt door de strijdende partijen, maar door een veel groter ‘machtsblok’ waar naar mijn idee Israël en Palestina niets tegen kunnen beginnen.

In principe kan dit middel ook elders, waardoor wapengeweld misdaden tegen de mensheid worden gepleegd, door dezelfde eenheid van de VN worden opgetreden.

Niets geen onderhandelingen meer. Tijd voor onderhandelingen is voorbij. Slechts één resolutie die een militair ingrijpen door de VN op basis van oog om oog, tand om tand principe, de bevoegdheid geeft om de veroorzaker van geweld met gelijke munt terug te betalen.

Vergezocht? Ik denk het niet. Een feit uit de geschiedenis leert dat aartsvijanden wel vaker uiteindelijk elkaar de hand moesten reiken en samen een sterke partij moesten vormen omdat een derde partij een inval deed in beider gebied. Misschien komt er dan eindelijk echt vrede. Of ben ik in mijn vrijheid van meningsuiting nu ook te ver gegaan?

 

1

 

Sport vereniging

 

 Er wordt mij wel eens gevraagd: “Tiberius, waarom schrijf jij geen column over sport? In een tijd van WK/ EK en Olympische Spelen is sport al wat er leeft!”

 

Nu vind ik in eerste instantie dat daar genoeg andere journalisten en columnisten zijn, die daar de lezers voldoende mee weten te boeien en ik mij beter kan houden met zaken waar ik meer verstand van denk te hebben.

 

Om toch een beetje aan de vraag te kunnen voldoen wilde ik het eens hebben over de sportclub en de supporter.

 

Als ik zeg sportclub denk ik in eerste instantie aan een groep mensen, die allemaal dezelfde interesse hebben: in dit geval dezelfde sport. Gezamenlijk zorgen zij ook voor alle werkzaamheden die zo’n club met zich meebrengt. Het onderhoud van het clubgebouw en de speelvelden, de exploitatie van de kantine en de afhandeling van financiële emolumenten. Gaat dit niet in goed gezamenlijk overleg, dan is de club gedoemd om te verdwijnen. Althans vind ik. Ik vind nadrukkelijk dat de interessen van zo’n groep niet onderhouden hoeven te worden door een gemeente of de burger die niets met deze club te maken heeft. Beschikbaarstelling van terreinen en speelvelden vind ik prima, maar het is van de zotte dat een gemeente (lees inwoners) miljoenen moet gaan bijleggen voor het instant houden van een (professionele) voetbalclub. Daarnaast zou ik een sportclub ook willen verplichten gedragsregels voor haar supporters op te leggen.

 

Vanwege mijn vroegere werk kwam ik wel eens bij een sportveld waarop een jeugdgroep een partijtje voetbal speelde. De vaders stonden hen aan de kant aan te moedigen: “Sla hem verrot! Trap hem in mekaar!” en enkele verwensingen naar de scheidsrechter, die ik vanwege de jeugdige lezers van deze column die niet voetballen, wil besparen, waren ongeveer het enige vocabulaire wat ik uit deze monden kon horen komen. Toen ik de kantine binnen liep stonden er al ‘s morgens om 11 uur al vader zichzelf moed in te drinken voor de volgende wedstrijd waarin hun kinderen speelden. Waarschijnlijk was de eerste wedstrijd al verloren want de drank zat al redelijk in deze mannen. Het leek er op of het voetbalspel van de kinderen werd gebruikt als excuus om te kunnen drinken!

 

Nu moet ik aangeven dat de ene sportclub de andere niet is. Ik heb tennisclubs gezien waar alleen maar frisdranken en sappen werden geschonken en golfclubs waar wel degelijk gedragsregels werden afgesproken met de spelers en toeschouwers om de baan op te mogen. Ik heb zweefvliegclubs gezien waar men gezamenlijk het onderhoud deed en geen aanslag legde op de financiën van gemeenten en vliegvelden maar zelf hun broek ophielden.

 

Helaas heeft de houding van de supporters van de voetbalclubs bij mij een negatieve bijsmaak gekregen. Hoe mooi zou het zijn als ouders aan de kant staan, hun kind aanmoedigen met opbeurende woorden en, let op, hun verlies nemen met het feliciteren van de tegenpartij, onder het genot van een glaasje tomatensap! Hoe zou het verloop van een wedstrijd eruit zien als de moeders in plaats van de vaders hun kinderen aanmoedigen?

 

Sport moet als doelstelling hebben een prestatie te willen leveren en geen angst geven dat papa straks boos op je is, omdat je een bal gemist hebt. De enige doelstelling lijkt nu de kassa van de bar, die de doorslag moet geven om de club rechtop te houden. En ik geef toe, het is niet altijd de sportclub die alles voor het zeggen heeft. Het moeten voldoen aan veranderende regelgeving, kan een sportclub ook behoorlijk dwarszitten en financieel het uiterste vragen.

 

Toch blijft mijn standpunt: wie sport wil beleven, komt niet voor de bar naar de sportclub en komt ook niet als supporter om z’n kind een nieuw taalgebruik te leren of om van de gelegenheid gebruik te maken dat het verlies een excuus is om vernielingen in de stad aan te richten. Als dat is waar sport om gaat, dan mag van mij sport worden afgeschaft. Je komt daar dan immers niet voor een gezonde competitie, maar je gebruikt de sport dan als excuus om te drinken (of rotzooi te trappen). Sport is een spel. Laat dat een spelletje blijven. Ook wanneer andere belangen gaan spelen, blijken de oorspronkelijke eigenlijke doelstellingen van de Olympische Spelen vergeten: verbroedering en saamhorigheid.

 

Dat laatste vind ik met name in de sportwereld op de televisie niet meer terug. Noch bij de speler die zijn medespeler een kopstoot geeft, noch bij de supporter die zijn opponent allerlei ziekten verwenst, noch bij het bestuur van een club, dat zich verrijkt met miljoenen en daar allerlei legitieme redenen voor verzint, waarom deze speler of dit bestuurslid dit zou moeten verdienen.

 

Daarnaast duiken dan ook nog allerlei omkopingsschandalen en redenen om een land te boycotten vanwege misstanden in een land op. Sport wordt dan gebruikt als een doel om zaken te bereiken in een politiek spel. Maar zoals gezegd heb ik te weinig verstand van sport en zie ik dit vast verkeerd. Soms moet je niet over van alles een column willen schrijven. Gelukkig zijn er voldoende sportjournalisten aan wie ik dit inzicht beter over kan laten om er wat over te schrijven. Ik kan alleen maar zeggen: “Ook de WK is maar een spelletje. Moge de beste ‘spelers’ winnen!”

 

2

 

 

Hallucinaties

 

Als mensen op hun pad iets tegen komen wat zij niet kunnen plaatsen, dan zijn zij al gauw geneigd het een en ander af te doen als hallucinaties, het bestaan ervan te ontkennen of zich te distantiëren van de persoon die bepaalde uitspraken doet. “Je ziet spoken!” “Ufo’s bestaan niet!” “Hij is niet goed wijs!” zijn geijkte zinsneden.

 

Maar wie kan met zekerheid zeggen dat deze mensen echt niet iets hebben ervaren wat niet direct verklaarbaar is? Stel dat ik mijn hand een tijdje tegen een muur aan houd. Als ik mijn hand weghaal is de muur iets warmer op de plaats waar ik mijn hand heb gehouden. Een gewone fotocamera legt dit niet vast maar als je een infraroodcamera gebruikt, zie je de contouren van de handafdruk in rood oplichten. De ene camera neemt niets waar, de andere wel. Dat je het niet waarneemt, wil niet zeggen dat het er niet is. Radiosignalen horen of zien wij ook niet, maar we weten inmiddels dat ze overal om ons heen zijn.

 

Onze hersenen en ogen werken volgens de eerste camera. Maar er zijn ook dieren die infrarood kunnen waarnemen. Waarom zouden er geen mensen kunnen zijn die een enigszins afwijkend hersenpatroon hebben en daardoor gevoeliger zijn voor bepaalde impulsen die een ander niet opmerkt. Anders gezegd, de één hoort ook meer of andere geluiden dan de ander.

 

Het is heel gemakkelijk om de persoon direct van repliek te dienen en aan te geven dat hij ‘gedroomd’ heeft. Meestal met gevolg dat de ander maar geen uitspraken meer doet over wat hij heeft waargenomen om niet voor gek te worden verklaard.

 

Toch is dat jammer. Stel nou eens dat deze beperkte groep mensen wel zaken waarneemt die anderen niet kunnen zien. Zou dat ook niet een voordeel kunnen hebben. Zij kunnen ons informatie geven waar wij nooit achter zouden zijn gekomen.

 

Neem nu eens kinderen. Regelmatig hoor je verhalen van kinderen die ‘spoken’ zien en door de ouders direct worden gecorrigeerd. “Spoken bestaan niet, dat beeld je je maar in, ga nou maar slapen!” Eigenlijk hoor ik weinig van ouders, die de moeite nemen om eens door te vragen en te luisteren wat hun kinderen hebben gezien en dan vooral met een open blik. Niet in de trend van ‘Ik hoor het aan en geef vervolgens met een vooringenomen standpunt aan dat dat niet juist is wat ze zagen.’ Als kind heb ik ook zaken opgemerkt of gezien waarvoor ik geen verklaring had. Ik heb het echter nooit ontkend. Ik heb ook niet mijn best gedaan hiervoor een rationele verklaring te vinden. Sommige zaken kunnen niet rationeel verklaard worden. Denk bijvoorbeeld aan dromen. Maar dat hoeft nog niet te betekenen dat datgene wat ik gezien had, ook niet voor mij onmogelijk was te hebben gezien.

 

Iedereen kent het gevoel van déjà vu of het gevoel dat er iemand aan je denkt of dat je weet dat je gebeld wordt en een seconde later wordt gebeld door degene die je in gedachte had. Iedereen accepteert dat. Maar indien iemand opstaat en zegt zijn overleden vader te hebben gezien of gevoeld, wordt hij minderwaardig aangekeken en men hoopt zachtjes dat deze persoon niet zijn verstand aan het verliezen is. Ik wil ook die ruimte open houden. Stel nu eens dat het mogelijk is dat er wezens zijn die buiten ons gezichtsveld leven. Sommigen noemen dat spoken, andere astrale wezens en misschien kan je ze zelfs engelen noemen. What ever. Als je ook nog hoort van ‘echo’s’ in de tijd; geesten die op een bepaalde plaats steeds weer verschijnen, poltergeists en voor hen eigenlijk de tijd dus stil staat, lijken deze wezens al buiten onze dimensies te staan. Waarom zou dat niet kunnen? We geloven in engelen, maar spoken bestaan niet????

 

Er zijn heel veel mensen in gestichten opgesloten omdat zij dingen zagen die niet verklaard konden worden. Ongetwijfeld zullen er personen bij hebben gezeten die echt een ‘steekje los’ hadden; waarvan de hersenen door een ziekte o.i.d. zich anders gedroegen, agressief werden of volkomen wartaal spraken. Toch lijkt mij het overgrote deel van deze mensen ten onrechte opgesloten. Als de insteek van de medici nu eens het onderzoeken van deze waanbeelden was, in plaats van het uitsluiten ervan en proberen deze personen weer in het bekende hokje te duwen, zouden wij misschien van hen iets kunnen leren en belangrijke kennis op kunnen doen in plaats van het ontkennen van dit fenomeen, omdat we misschien wel bang voor het onbekende zijn.

 

Misschien toch nog eens beter naar onze kinderen luisteren, misschien hebben zij wel gelijk…

 

3